Materialen
Werkblad voor de kinderen.
Doordenkvragen
1.    Wat is de leerinhoud en het doel van deze les?
2.    Welke expliciete instructie had Mirjam kunnen geven  bij het zoeken naar betekenissen bij woorden als keihard en schooltas?
3.    Welke expliciete instructie zou Mirjam kunnen geven  voor het lezen van dergelijke woorden.
4.    In deze les komen meerdere taaldomeinen aan bod.  Welke? Leg – voor ieder taaldomein - uit wat er aan de orde komt. Hoe kun je  met deze domeinen rekening houden bij het voorbereiden van je activiteit?
5.    De kinderen zijn erg betrokken bij de activiteit.  Hoe verklaar je dat?
Kennisbasis taaldidactiek
Kennisvragen
1.    Welke begrippen uit het linker- en uit het  rechterrijtje horen bij elkaar?
 
a.     Samenstelling           a.landde
b.     Afleiding                      b  landingsbaan
c.     Vervoeging                  c. landing
d.    Verbuiging                   d. landje
 
Klik hier voor het antwoord op vraag  1.
 
2.    De leer van de wijze waarop woordvorming,  woordverbuiging en woordvervoeging tot stand komt, noemen we:
a.     fonologie
b.     morfologie
c.     syntaxis
d.    semantiek
e.     pragmatiek
f.      orthografie
 
Klik hier voor het antwoord op vraag  2.
 
3.    Welke taalbeschouwingsstrategie zetten de kinderen  in dit praktijkvoorbeeld voornamelijk in?
a.     relateren
b.     analyseren
c.     vergelijken
d.    herordenen
 
Klik hier voor het antwoord op vraag  3.
Didactiekvragen
1.    Welke type vragen stelt de leerkracht in dit  voorbeeld vooral? Geef enkele voorbeelden.
2.    Op welke manier kun je ‘modeling’ bij  taalbeschouwing inzetten in een les over samengestelde woorden? Geef een  concreet voorbeeld.
3.    In sommige landen (bijvoorbeeld de V.S.) is het  meer de gewoonte dan in Nederland om al  in het primair onderwijs taalkundige  begrippen te gebruiken. Bijvoorbeeld in plaats van ‘meer woorden in één woord’  worden dan de begrippen ‘samenstelling’, ‘afleiding’ gebruikt. Wat zijn de  voor- en nadelen van deze gewoontes? Kan dit van invloed zijn op het metalinguïstisch  bewustzijn?
4.    Leg uit waarom deze activiteit een voorbeeld is van  het didactiseren van het taalverschijnsel ‘samengestelde woorden’.
Kriskras door de kennisbasis
Deze les heeft ook betrekking op het domein  woordenschat. Kinderen leren enkele nieuwe woorden en leren hoe woorden in  elkaar zitten en hoe ze daaruit betekenissen kunnen afleiden. Ze oefenen met  woordleerstrategieën.
 
1.    In welke fase van het didactisch model voor  woordenschatuitbreiding ‘de viertakt’ is een leerkracht bezig als ze de  betekenissen van een aantal samenstellingen bespreekt?
2.    Noem drie woordleerstrategieën die  leerlingen kunnen toepassen om woordbetekenissen te achterhalen. Welke  strategie passen ze in dit voorbeeld vooral toe?
Ook voor het  domein voortgezet technisch lezen is deze activiteit relevant. Door meer  inzicht te verwerven in woordopbouw kunnen kinderen hun leestempo verhogen.
3.    Onderzoek welke manieren er nog meer zijn om  leestempo te verhogen. Observeer je mentor tijdens lessen (voortgezet)  technisch lezen. Welke manieren zie je terug in de praktijk/? Bespreek je  bevindingen met je mentor. 
In de praktijk
1.    Onderzoek in leerlijndocumenten voor de  verschillende taaldomeinen waar en wanneer ‘meer woorden in één woord’ aan bod  komt.
2.    Bereid een les over samenstellingen voor waarbij je  zorgt voor expliciete instructie over het lezen en/of het achterhalen van de  betekenis van dergelijke woorden.
3.    Richt je op een van je stagedagen op impliciete  woordenschatontwikkeling. In hoeverre laat je kinderen de woordleerstrategie  ‘analyseren van woorden’ gebruiken? Noteer de woorden die aan bod zijn gekomen  en de daarbij gebruikte woordleerstrategie.
4.    Neem je op een stagedag voor alert te zijn op  waarnemingen die leerlingen doen over taal. Wanneer zich dit voordoet, probeer  dit moment dan aan te grijpen voor ‘incidenteel taalbeschouwingsonderwijs’.   Bestudeer daarvoor van te voren de vier stappen die je kunt nemen. Blik  achteraf terug op dit moment en reflecteer op je eigen didactisch handelen.