Praktijkvoorbeeld Beginnende geletterdheid: Het verhaal voorspellen (groep 3)                       

Beschrijving onderwijssituatie

Sabine is een 4dejaars pabostudente. Ze leest het prentenboek ‘Ik wil een diamant’ van Jonathan Emmett voor aan een onderbouwgroep. Ze richt zich bij het voorlezen vooral op het voorspellen van het verhaalverloop.

Kijkvragen

Fragment 1 

1.   Wat doet Sabine tijdens het introduceren van het boek?

2.   Wat vertellen de kinderen op de eerste vraag: ‘Waar denk je dat het verhaal over gaat?’

3.   Welke antwoorden levert het voorlezen van de titel ‘Ik wil een diamant’ op?

Fragment 2

1.   Hoe reageert Sabine op de spontane inbreng van de leerling?

2.   Bij welke vraag raken de leerlingen vooral betrokken?

3.   Hoe sluit Sabine het gesprekje af?

Fragment 3

1.   In eerste instantie weten de kinderen niet veel te vertellen op de vraag ‘Wat zou hier gebeuren?’ Hoe helpt Sabine de kinderen op weg?

2.   Welke ideeën opperen de kinderen en wat zijn hun argumenten?

Fragment 4

1.   Welke slotvraag stelt Sabine?

2.   Wat vertelt Twan?

Videofragmenten

Fragment 1:  voorspellen

Klik hier voor het transcript bij fragment 1.

Fragment 2: Initiatief leerling

Klik hier voor het transcript bij fragment 2.

Fragment 3: verschillende veronderstellingen

Klik hier voor het transcript bij fragment 3.

Fragment 4: controleren van de voorspellingen

Klik hier voor het transcript bij fragment 4.

Materialen

- (lesvoorbereiding?)

- Prentenboek ‘Ik wil een diamant’ van Jonathan Emmett

(link naar inkijkexemplaar)

Doordenkvragen

Bekijk zo nodig de fragmenten nog een keer.

1.   Wat denk je dat de lesdoelen van Sabine zijn? Leg uit.

2.   Welke voorkennis hebben de kinderen nodig om het verhaal te begrijpen? Hoe speelt Sabine hierop in?

3.   Sabine stelt na het voorlezen van de titel aan een kind de vraag ‘Wat zal er gaan gebeuren met de diamant?’ Het kind geeft hier geen antwoord op. Bedenk hier meerdere mogelijke oorzaken voor en beargumenteer deze.

4.   Hoe zou Sabine de betrokkenheid van de kinderen nog beter vast kunnen houden?

Kennisbasis taaldidactiek

Kennisvragen

1.   ‘Door voorleessituaties raken de kinderen bekend met het fenomeen boek en met de structuur van verhalen.’   Van welke tussendoelen beginnende geletterdheid is dit de omschrijving?

a.    Boekoriëntatie en functies van geschreven taal

b.    Ontluikende geletterdheid en verhaalbegrip

c.    De functie van geschreven taal en ontluikende geletterdheid

d.   Verhaalbegrip en boekoriëntatie

 

Klik hier voor het antwoord op vraag 1.

 

2.   Welke woordenschat wordt vooral uitgebreid bij het herhaald interactief voorlezen?

a.    productieve woordenschat

b.    receptieve woordenschat

c.    productieve en receptieve woordenschat

 

Klik hier voor het antwoord op vraag 2.

Didactiekvragen

1.   Wat is de functie van het stellen van voorspellende vragen bij interactief voorlezen?

2.   Kinderen kun je niet alleen leren voorspellen door vragen te  stellen, maar ook door te ‘modelen’ bij beginnende geletterdheid. Wat zijn de voordelen van beide aanpakken?

Kriskras door de kennisbasis

In een onderwijssituatie waarin wordt voorgelezen staat begrijpend luisteren centraal. Begrijpend luisteren is de ‘mondelinge variant’ van begrijpend lezen. Dus ook aan dit taaldomein wordt gewerkt.

Wat zijn belangrijke voorwaarden om goed te kunnen begrijpend lezen/luisteren?

In de praktijk

1.   Lees theorie over interactief voorlezen, bekijk de tussendoelen geletterdheid. Maak een checklijst ‘interactief voorlezen’. Observeer een les interactief voorlezen. Maak gebruik van de checklijst. Wat zie je terug uit de theorie en de tussendoelen?

2.   Lees theorie over interactief voorlezen en tussendoelen geletterdheid.  Maak een lijst van tien prentenboeken (die de afgelopen vijf jaar verschenen zijn) die geschikt zijn om interactief voor te lezen.

3.   Kies één van de doelen voor begrijpend luisteren uit. Bijvoorbeeld ‘leren voorspellen’. Zoek een geschikt (prenten-)boek.  Werk zo nauwkeurig mogelijk uit hoe je dit doel vorm geeft ‘voor-tijdens-na’ het voorlezen van een (prenten)boek.  Probeer uit in de praktijk en vraag feedback.

4.   Geef een les waarin je interactief voorleest. Maak een opname van je les en analyseer die opname op jouw leerkrachtgedrag en de betrokkenheid van de kinderen.

5.   Kies een van de tussendoelen beginnende geletterdheid uit en een passend (prenten)boek. Lees het boek twee keer voor en gebruik daarbij een verschillende didactiek:

a.    voorlezen met ‘modelen’ waarbij je hardop denkt tijdens het voorlezen.

b.    interactief voorlezen waarbij je veel vragen stelt aan de kinderen.

Beschrijf de verschillen voor jou én voor de kinderen.

6.   Voer in je stagegroep/op je stageschool een klein onderzoek uit naar de plaats van ‘interactief voorlezen’.