Spellingonderwijs aan meertalige leerlingen

9.4.6 Spellingonderwijs aan meertalige leerlingen

Omschrijving

Bijzondere maatregelen voor het spellingonderwijs aan meertalige leerlingen.

Toelichting

In de praktijk blijken problemen van anderstalige leerlingen op het gebied van spellingvaardigheid mee te vallen. Ze doen zich vooral voor in de fase van het aanvankelijk spellen, als kinderen zich de foneem-grafeemkoppeling eigen moeten maken. Deze spellingproblemen hebben te maken met:
- Het verschil in taalsysteem tussen Nederlands en de eerste taal van de leerling. Bijvoorbeeld: voor Turkse kinderen is het onderscheid tussen korte en lange klanken (maan vs. man) moeilijk, omdat dat in het Turks geen rol speelt.
- De geringe Nederlandse woordenschat van de meertalige leerling. Bijvoorbeeld: leerlingen die van bepaalde woorden geen meervoud kennen, zijn niet in staat de verlengingsregel toe te passen (wand – wanden).
- Het verschil in schriftsysteem tussen Nederlands en de eerste taal van de leerling. Bijvoorbeeld: in het Arabisch is de leesrichting van rechts naar links en de korte klinkers worden niet geschreven. Dit is overigens alleen een probleem als leerlingen het schrift van hun eerste taal al hebben geleerd. Dat is maar zelden het geval.

De aanpak van spellingproblemen bij meertalige leerlingen is in wezen dezelfde als de aanpak van taalzwakke leerlingen. Daarbij kan extra aandacht worden besteed aan de betekenis en opbouw van woorden (morfemen), aan het (mondelinge) gebruik van woorden in een zin en aan de uitspraak van woorden.

Zie ook

Elementaire spellinghandeling; spellingonderwijs aan taalzwakke leerlingen; taalvariatie; taalachterstand; taalheterogene groepen algemeen.