Je kunt het taalgebruik vanuit verschillende perspectieven bekijken: Vanuit taalhandelingen  Met taal kun je handelingen verrichten. Wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand zegt: “Ik verklaar u nu tot man en vrouw”, is er niet alleen iets gezegd maar is daarmee iets belangrijks gebeurd. Zo kun je iedere taaluiting als een handeling zien, zoals vragen, bevelen, beweren, beloven of dreigen. Door intonatie kun je een vormelijk verzoek laten klinken als een bevel of andersom. Bijvoorbeeld in de zin: “Zou je alsjeblieft de deur dicht willen doen?” lijkt het te gaan om een vriendelijke vraag, maar gaat het om een opdracht. Vanuit gesprekken  Bedoelingen en eigenschappen van de sprekers in gesprekken beïnvloeden het taalgebruik. Ook zijn er cultureel gebonden regels voor taalgebruik. Denk aan het gebruik van u of je, of het op je beurt wachten in een gesprek. Vanuit teksten  Voor het taalgebruik in schriftelijke teksten geldt vrijwel hetzelfde. De vorm is afhankelijk van het doel, het publiek, de tekst en de tekstschrijver.  |