Voorbeelden van oefeningen voor: De elementaire leeshandeling - Om de elementaire leeshandeling voor het eerst aan te leren, worden klankzuivere woorden gebruikt met een eenvoudige structuur (medeklinker, klinker, medeklinker). Kinderen hakken en plakken deze basiswoorden hardop. - Het lezen van rijtjes pseudo- of onzinwoorden. Omdat de lezer geen beroep kan doen op zijn woordbeeld en geen gebruik kan maken van de context, is hij aangewezen op de elementaire leeshandeling. Deze oefening is dus zeer geschikt voor de radende lezer. Bijvoorbeeld: taaf, vas, deek, nim. - Het lezen van visueel verzwaarde teksten: teksten waarbij binnen een woord gewisseld wordt in lettertype, grootte van de letters, vet/cursief. Deze oefening is met name geschikt voor de radende lezer die, doordat het woordbeeld verstoord is door de visuele verzwaring, letter voor letter moet nagaan wat er staat. Bijvoorbeeld: Jan gaat met zijn vader vissen.. Lezen met behulp van klankclusters en spellingpatronen Het lezen van wisselrijtjes waarbij dezelfde klankclusters of spellingpatronen terugkeren. De lezer leert zo het betreffende cluster of patroon in één keer te herkennen in plaats van deze volgens de elementaire leeshandeling te lezen. Bijvoorbeeld: schop, schat, schip. Lezen met behulp van de visuele woordvorm / directe woordherkenning Flitsen: het zeer kort tonen van een woord (digitaal, op het bord of een strook), waarna de leerling het moet opschrijven of hardop lezen. Doordat de leerling het betreffende woord kort ziet, zal er onvoldoende tijd zijn om de elementaire leeshandeling of het lezen met behulp van klankclusters en spellingpatronen te hanteren. De leerling moet dan gebruikmaken van de woordbeeldstrategie. Lezen met behulp van morfologische analyse Het lezen van wisselrijtjes waarbij dezelfde morfemen terugkeren. De lezer leert zo het betreffende morfeem in een keer te herkennen in plaats van deze volgens de elementaire leeshandeling of de klankclusterstrategie te lezen. Bijvoorbeeld: heilig, veilig, harig. Lezen met behulp van de context Het lezen van wisselrijtjes van semantisch gerelateerde woorden. Bijvoorbeeld: vader, moeder, broer. Het lezen van gatenteksten Deze oefening is geschikt voor spellende lezers, die niet gebruikmaken van de context. Het weggelaten woord moet worden geraden op basis van de context. Bijvoorbeeld: Ivo is lang.. Hij is niet dik, maar … .Hij is de … van de klas. |