Functionele geletterdheid

3.3.3; 5.3.4;  6.3.4 Functionele geletterdheid

Omschrijving

Het vermogen tot lezen en schrijven in de maatschappelijke context.

Toelichting

In het algemeen omschrijven we het begrip ‘geletterdheid’ als het vermogen om te lezen en te schrijven. We spreken van ‘functionele geletterdheid’ om te benadrukken dat het om kennis en vaardigheden gaat die noodzakelijk zijn om te functioneren in de maatschappelijke context: een geletterde samenleving die hoge eisen stelt aan schriftelijke communicatie en schriftelijke informatieverwerking.

Doel van het (basis)onderwijs is onder meer dat leerlingen een bepaald niveau van functionele geletterdheid bereiken. Dat wil zeggen dat ze in staat moeten zijn geschreven taal te hanteren in alle voorkomende maatschappelijke situaties. Ze moeten in staat zijn verkeersborden juist te interpreteren, een spoorboekje te gebruiken, ondertiteling op de televisie te begrijpen, een handleiding te lezen, enzovoort. Aarnoutse & Verhoeven (2003) onderscheiden in functionele (= gevorderde) geletterdheid de volgende componenten:
- Betrokkenheid: lees- en schrijfmotivatie;
- (De)codeervaardigheid: technisch lezen en spellen;
- Tekstvaardigheid: begrijpend lezen en schrijven;
- Strategische vaardigheid: informatieverwerving en kennisverwerving;
- Leeswoordenschat;
- Reflectie: functies en structuur van geschreven taal.

Om te bepalen of in het basisonderwijs een voldoende niveau van functionele geletterdheid is bereikt, wordt vaak de decodeervaardigheid (technisch lezen) als indicator gebruikt. Ongeveer 10% van de leerlingen heeft bij het verlaten van de basisschool het (oude) AVI-9 niveau niet gehaald. Zij lopen het risico functioneel analfabeet te worden.

Zie ook

Opvattingen taalonderwijs algemeen; functioneel analfabetisme; schrijven en de computer; thuissituatie en geletterdheid.