Taalbeschouwing en vreemdetalenonderwijs

8.4.9 Taalbeschouwing en vreemdetalenonderwijs

Omschrijving

De relatie tussen taalbeschouwing en het leren van een andere taal.

Toelichting

Het onderwijs in traditioneel zinsontleden en woordbenoemen wordt vaak in één adem genoemd met vreemdetalenonderwijs. Zo moet je om in het Engels te kunnen kiezen tussen de vorm happy en happily het verschil begrijpen tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord. De naamvallen in het Duits zijn afhankelijk van de functie van het betreffende zinsdeel. Zo is het der Mann voor het onderwerp, dem Mann voor het meewerkend voorwerp en den Mann voor het lijdend voorwerp. Om het nut van gedegen grammaticaonderwijs op de basisschool te benadrukken, wordt vaak de veelgehoorde klacht van de leraar Duits, Frans of Engels in het voortgezet onderwijs aangevoerd dat leerlingen niet kunnen ontleden.
Deze grammaticale benadering van het vreemdetalenonderwijs verliest de laatste jaren overigens wel terrein aan de aanpak waarin leerlingen constructies en patronen leren gebruiken.
In het algemeen geldt wel dat een goed ontwikkeld metalinguïstisch bewustzijn het aanleren van een vreemde taal vergemakkelijkt. Leerlingen moeten gewend zijn om over taal te denken en te spreken, om bewust te kunnen werken aan de uitspraak, woordenschat, een andere zinsbouw, een andere spellingwijze, enzovoort.

Zie ook

Metalinguïstisch bewustzijn; nut van grammaticaonderwijs.